donderdag 24 september 2009

An evening in Bath

Dit verhaaltje is een drama. Het kan een deel zijn van een groter geheel maar ik vind dat het ook wel op zich kan staan.

Ik besloot die avond nog een laatste keer mijn hotel uit te gaan. Ik liep langs Queen’s Square naar Wood Street en Old Bond Street om zo in de smalle straatjes en steegjes te verdwalen. Maar verdwalen kon ik er niet. Ik kende ondertussen ieder hoekje en kantje van het al bij al kleine stadscentrum.
Ik liep langs het souvenirwinkeltje waar ik, als toerist uit London, naar de sneeuwbollen stond te kijken. En waar ik haar voor het eerst had opgemerkt. Ze droeg die vreselijke rode jurk waarvan ze zelf vond dat ze er goed mee stond. Maar ondanks die jurk kon ik mezelf er niet van afbrengen naar haar te staren. Later vertelde ze me dat ze me vanuit haar ooghoeken al stond gade te slaan. Dat had ik toen niet door.
Dan passeerde ik het snoepwinkeltje waar ik haar later die dag weer had gezien. Ze wou een grote lolly kopen voor haar neefje en wist niet welke kleur ze moest nemen. Ze had geen neefje, maar ze moest toch iets verzinnen.
Iets verder lag het theehuisje waar ik haar twee dagen later opnieuw zou zien. Het leek toevallig. Die middag stopte ze me een briefje toe met haar telefoonnummer.

Het souvenirwinkeltje, het snoepwinkeltje en het theehuisje waren nu allemaal gesloten. Hoge wolkensluiers pakten boven mij samen en vanuit het westen kwam de oranjerode gloed van de zon. Ergens rommelde een rolluik naar beneden. Een eenzame voorbijganger haastte zich naar de pub. Ik bleef rondlopen.
Aan het pleintje aan Avon Street zag ik een marktkramer zijn groenten- en fruitkraam opruimen. Ik herkende de man. Toen we hier vroeger rondkuierden leidde ze me vaak langs hier om wat fruit te kopen. Eén stuk. Een appel, of een peer, of een pruim. Gewoon om meteen op te eten. Ik moest er altijd om lachen. Ik lachte opnieuw.
Ik vroeg de man of hij haar kende. Hij kende haar. Ik vroeg hem de weg naar haar huis. Ze had het mij nooit willen tonen. Ik had geen vragen gesteld.
De man gaf mij een adres en wat aanwijzingen. Ik zou het wel vinden.

Het was een smal rijhuisje van drie verdiepingen. Er was niets aan te zien. Ik staarde naar het raam. Een oude dame kwam op mij af. Ze vroeg of ik haar gekend had. ‘Kort,’ antwoordde ik. De dame zag dat ik niet veel kwijt wilde, maar ze zag ook hoeveel ze voor mij had betekend. Ze vroeg of ik wilde weten waar het gebeurd was. Ik knikte kort maar bracht geen woord meer uit.
Ze nam me bij de hand en we liepen twee, drie straten verder. We stopten aan een brede weg. Ik kreeg het koud toen ik plots de blauwe strepen zag. Ze vormden de ruwe contouren van een fiets. Half op het voetpad, half op de rijweg. Ze waren al erg vervaagd door de regen en het verkeer, maar ik kon ze nog onderscheiden.
Achter de contouren, in de begroeiing naast de weg, stond een klein kruisje met bloemen er aan. Ik stak over en las de tekst die er op geschreven stond.

‘Anne. 1979 – 2009’


Geen opmerkingen: