vrijdag 12 december 2008

Debby

Joeri werd wakker. Zijn ogen sprongen bijna uit hun kassen. De huid achter op zijn hoofd trok samen en leek open te scheuren aan zijn oren. Hij kroop langzaam recht. Het scheurende gevoel zakte in zijn nek. Hoe verder hij recht kwam, hoe verder de scheuren liepen. Over zijn rug, onder zijn oksels, zo langzaam naar zijn heupen. Met zijn rechterarm tastte hij naar het nachtkastje. Op zoek, naar de spanriem, de lepel, de aansteker en de spuit. Zijn hele arm leek open te rijten. Uit de lade nam hij het zakje, goot wat poeder in de lepel en liet de vlam aan de bodem likken. Dan nam hij het flesje, goot het uit in de lepel en trok de inhoud in de spuit.

Hij keek naar zijn linkerarm. Vijf wondjes gaapten nu al in de elleboog. Rond de wondjes zat bruinrood vlees. Hij wou zuchten. Maar bij het inademen voelde hij vretende vlammen in zijn longen. Hij stak snel de spuit in het minst rode wondje en zakte achterover.

‘Neen,’ het was zo’n simpel woord geweest. Het was alles wat hij had moeten zeggen. Maar hij had niet ‘neen’ gezegd. Hij had geglimlacht. Naar Debby. Toen ze hem zijn eerste sigaret had gegeven. En ze hem had gekust, voor de eerste keer. Hij had niet ‘neen’ gezegd. Hij had geglimlacht. Naar Debby. Toen ze hem de joint had gegeven. En ze langdurig kusten en knuffelden in de zetel van het jeugdhuis. Hij had niet ‘neen’ gezegd. Hij had geglimlacht. Naar Debby. Toen ze hem het spiegeltje met de lijn coke had gegeven. En toen hij die nacht voor de eerste keer met haar gevreeĆ«n had.

Nu zei hij al lang geen ‘neen’ meer. Hij glimlachte. Naar het silhouet van Debby. Die hem op het voorhoofd kuste en de spanriem, de lepel, de aansteker en de spuit nam.

Geen opmerkingen: